Geen gebied kent zoveel variatie als Zuid-Limburg. Dat bevestigt deze route wel. Je passeert natuurakkertjes waarin de korenwolf leeft, een soort hamster die alleen hier voorkomt. De kans dat je er een ziet is klein. Datzelfde geldt voor de oehoe – de grootste uilensoort – die in de mergelgroeve iets verderop voorkomt. Er wordt hier geen mergel meer gewonnen, de groeve is nu een natuurgebied, een soort mini-Grand Canyon. Het zijn de hoogteverschillen die voor afwisseling zorgen in flora en fauna. Tijdens het grootste deel van de wandeling geldt: let op de blauwe flits. Een ijsvogel zie je niet vliegen, je ziet iets blauws voorbijflitsen. Kansen genoeg om ’m te spotten, omdat een deel van de route langs de Geul voert, een riviertje dat door het grote verval – 240 meter op 58 km – meer aan een bergbeek doet denken. Let ook op de vraatsporen van de bever, het grootste knaagdier van Europa (tot 125 cm en 30 kilo): je herkent de indrukwekkende tandafdruk in de wilgen langs het water. Misschien zie je ook een beverdam, een bouwwerk van takken en stammen dat ervoor moet zorgen dat de ingang van het hol onder water verborgen blijft. Een bever kom je hooguit tijdens de schemer tegen of ’s nachts. Maar de suggestie is minstens zo spannend.